Stuk voor de catalogus bij de tentoonstelling Global Villaging in Onomatopee, Eindhoven in 2011. Zie voor documentatie tentoongesteld werk: Beeld > Tekeningen > Memories of Aleppo 2004 (2010). (Scroll naar beneden om stuk te lezen.)
Herinneringen aan Aleppo
In oktober 2010 nam ik in Aleppo, Syrië deel aan het International Women’s Art Festival. Ik had tekeningen en teksten gemaakt onder de titel Memories of Aleppo 2004, gebaseerd op herinneringen aan mijn toenmalige verblijf daar van een half jaar. In 2004 werkte ik als assistent van festivaldirecteur Issa Touma mee aan het International Women’s Art Festival en de International Photography Gathering.
Helaas werd Memories of Aleppo 2004 tijdens de opening van het festival verwijderd door de autoriteiten.
De festivals en tentoonstellingen die Issa Touma vanuit zijn galerie Le Pont organiseert zijn uitzonderlijk gedurfd in het dictatoriale Syrië met zijn oppermachtige geheime diensten. Het seculiere Syrië heeft een bevolking bestaande uit talrijke etnische en religieuze groeperingen, die door president Bashar Al-Assad en zijn trawanten stevig onder de duim worden gehouden. De staatscontrole is overal voelbaar aanwezig.
De Syrische kunstwereld doet in westerse ogen dan ook ouderwets en braaf aan. Alles wat confronterend zou kunnen zijn voor een bepaalde (religieuze) groepering wordt van hogerhand de kop ingedrukt.
Touma laat zich echter weinig gelegen liggen aan de in Syrië geldende taboes. Hij wil de kunst tonen die hij interessant vindt, en weigert zich te onderwerpen aan de gebruikelijke controle en inmenging. In de tentoonstellingen die hij in het conservatieve Aleppo organiseert is werk te zien dat je nergens anders in Syrië kan vinden, ook niet in de iets vrijere hoofdstad Damascus. Kritiek op het regime, bloot, seks, religie, werk van zowel Israëlische als Palestijnse kunstenaars – Touma laat het allemaal zien. Zijn culturele pionierswerk is zeldzaam vrijmoedig.
Zowel politici als geheime dienst houden hem dan ook al jaren nauwgezet in de gaten en sarren en saboteren waar ze kunnen. Het stelt velen voor een raadsel dat hij nog steeds niet is opgepakt. Een mogelijke verklaring zou eigenbelang kunnen zijn: het regime kan internationaal goede sier maken door Touma’s culturele activiteiten enigszins te tolereren en zo de suggestie te wekken dat het met de onvrijheid in Syrië wel meevalt.
Het jaar dat ik naar Syrië ging om Touma te assisteren, 2004, werd een rampjaar. Er kwam geen eind aan de pesterijen en intimidaties door de autoriteiten en de geheime dienst. Uiteindelijk werden beide festivals verboden en Touma’s galerie maandenlang gesloten en verzegeld.
In 2010 keerde ik terug. Ik wilde werk laten zien over de toestand van vervreemding zes jaar eerder, over de dreiging en hoe ik op mijn hoede was. Ik liep rond in een wereld waarvan ik alleen de oppervlakte kon zien, terwijl ik duidelijk voelde dat alles wat er toe deed zich daarachter afspeelde. Ik kon de bedekte termen en dubbelzinnigheden echter nauwelijks decoderen.
Twijfels over gevoelig liggende herinneringen - zoals die aan de confrontaties met de geheime dienst - schoof ik opzij. Ik verwachtte in het ernstigste geval inbeslagname van mijn spullen en uitzetting. Moeilijker te peilen waren de eventuele problemen voor het festival en de last die Syrische betrokkenen zouden kunnen krijgen. Als voorzorgsmaatregel legde ik mijn werk van tevoren aan Touma voor. Ik had me echter niet gerealiseerd dat hij de laatste zou zijn om iemand te adviseren zelfcensuur te plegen.
Herinneringen openbaar maken kan dus al compromitterend zijn. Het is ongelooflijk hoe snel een mens zich aan zelfcensuur onderwerpt, merkte ik zowel zes jaar geleden als nu. Een paar maanden Syrië waren genoeg geweest om iets te proeven van de waakzaamheid die voor Syriers een tweede natuur moet zijn. Ook ik dacht: mag dit wel? Wie komen er allemaal kijken, hoe kan dit worden opgevat?
Het is natuurlijk niet voor niets dat mensen die hun eigen gedachten willen uiten in een dictatuur als een risico worden gezien. Vermoedelijk gaat aan elke vorm van emancipatie het beschouwen en doorgronden van de eigen ervaring vooraf. Een individu dat ernaar streeft zelfstandig na te denken komt makkelijk in conflict, zowel in persoonlijk als maatschappelijk verband.
Eenmaal in Syrië ebde mijn onrust over het explosieve potentieel van mijn werk aardig weg toen ik zag wat het festival nog meer in petto had. Er werden foto’s geëxposeerd van Izabella Demavlys van Pakistaanse vrouwen, met zuur verminkt door echtgenoten of familieleden; nooit eerder geëxposeerde foto’s van Hengameh Golestan van demonstraties in Teheran in maart 1979, één dag voor vrouwen verplicht werden in het openbaar een sluier te dragen; fotomontages van Erika Harrsch van vlinders met tussen hun vleugels reusachtige vagina’s. En dit is maar een kleine greep.
Het festival kwam me voor als een staalkaart van doorbroken taboes. Mijn werk leek me in dat geheel nauwelijks schokkend. Toch werden mijn tekeningen tijdens de opening op last van de autoriteiten door twee werklieden van de muur getrokken. Twee dagen later werd ook het werk van Erika Harrsch gecensureerd.
Naar de reden voor de censuur blijft het gissen. Ging het om de tekeningen met spotlustige referenties aan de geheime dienst? Om de tekening met van top tot teen gesluierde vrouwen waarbij te lezen staat dat sommige Syriërs hen ninja’s noemen?
Ik weet het niet. Het bewind geeft geen officiële motivatie prijs.
Als ik het goed begrijp ben ik in de eerste plaats een pion geweest in chaotische krachtmetingen. De willekeur en ondoorzichtigheid van de censuur lijkt me echter op zichzelf veelzeggend. Waar geen recht te halen valt, geen duidelijke regels worden gehanteerd en een terechte angst voor gruwelstraffen bestaat is het goed heersen. Iedereen legt zichzelf onder zulke omstandigheden voor alle zekerheid aan extra korte banden; de vrees voor censuur van buitenaf verandert in zelfcensuur en werkt preventief. En omdat ‘de machten die zijn’ niets hoeven te verantwoorden, is het doodeenvoudig een probleem te creëren om hun posities te versterken en die van hun tegenstanders te ondermijnen,
Uiteindelijk hebben Erika Harrsch en ik ons gecensureerde werk toch kunnen laten zien, in Le Pont Gallery. Schijnbaar bood het feit uitkomst dat de galerie geen door de overheid gesteunde festivallokatie was, maar een particuliere expositieruimte. Ondanks het ontbreken van openlijke promotie kwamen er veel mensen kijken. De censuur bleek goede reclame.