Ned / Eng
ASSAD EN DE LENTE OF DE ZEEPBEL

Column over een ontmoeting met een Syrische vriend in Amsterdam tijdens de Arabische Lente, gepubliceerd in online kunsttijdschrift LUCY van CBK Utrecht op 16 december 2011. (Scroll naar beneden om de column te lezen.)

Assad en de lente of de zeepbel

Mijn Syrische vriend M doet Amsterdam aan. Ha, het laatste nieuws uit de eerste hand! Naïef hoop ik dat hij mij op de hoogte zal brengen van hoe het daar nu echt is. Zoals meestal maakt M korte metten met mijn op westerse media gebaseerde veronderstellingen. Hijzelf, atheïst en zoon van een Armeens-christelijke moeder en een Arabisch-christelijke vader, zegt dat er weinig aan de hand is in Syrië: Assad zit in zijn ogen nog stevig in het zadel, weet zich gesteund door het grootste deel van het leger, en wordt niet serieus bedreigd door een massale volksbeweging die hem wil zien vertrekken. De opstandelingen bestaan voor een belangrijk deel uit radicale islamieten en een handjevol intellectuelen, en vormen zeker geen afspiegeling van de gehele bevolking in al zijn religieuze en etnische diversiteit.

Koppig blijf ik vragen stellen over de Arabische Lente in Syrië. Daar wordt M alleen maar dwarser van. Als M vertelt, lijkt de hele revolutie in Syrië een zeepbel, een mug waar wij in het westen een olifant van hebben gemaakt. ‘We don’t feel it in the streets.’

En al die filmpjes op televisie dan? Goed, ze zijn grotendeels afkomstig van anonieme bronnen en niet geverifieerd - maar toch. Ik ben beledigd en ongelovig over M’s lage dunk van het westerse nieuws. Van de weeromstuit verdenk ik hem er van dat hij zelf een gekleurd perspectief heeft. Mijn neiging vertrouwen te stellen in de Nederlandse kranten en het journaal is vrij hardnekkig, al weet ik niet hoe terecht dat is.

Als de eerste golf irritatie wegebt, kan ik eindelijk luisteren naar wat hij te vertellen heeft. M woont in Aleppo, en daar is het rustig. Ten noordoosten van de stad liggen kleinere plaatsen waar wel gedemonstreerd wordt, en volgens M hebben omwentelingsgezinden uit die omgeving meermaals geprobeerd om in Aleppo te protesteren. Maar ze werden tegengehouden door gewone Aleppijnen - burgers van diverse gezindten en met uiteenlopende achtergronden – die geen vertrouwen in de opstand hebben en rellen en chaos vrezen.

M is fotograaf en geeft cursussen fotografie. Sommige van zijn studenten hebben foto’s van demonstraties gemaakt. M is ervan overtuigd dat hun foto’s gretig aftrek zouden vinden bij westerse media, maar zijn studenten zijn zich te zeer bewust van het feit dat hun beelden voor allerlei interpretaties vatbaar zijn om op dit moment voor enige vorm van publicatie te voelen.

Zo fotografeerde een student onlangs stiekem een regeringsgezinde demonstratie, en maakte een foto van een gesluierde vrouw die een gescheurde poster van Assad in de lucht hield. Het beeld zou gemakkelijk aangezien kunnen worden voor een portret van een vrouw die tegen Assad protesteert. In werkelijkheid demonstreerde ze om Assad te steunen, en had ze de poster per ongeluk stuk getrokken.

Behalve het besef van de dubbelzinnigheid van hun foto’s is er nog een andere reden dat M’s studenten hun beelden niet openbaar maken. Als zij als makers geïdentificeerd worden, zouden ze diep in de problemen kunnen komen. Dat is ook een deel van de verklaring voor het ontbreken van degelijke documentatie vanuit Syrië. Het is niet voor niets dat er gedurende de afgelopen maanden enkel vage YouTube-filmpjes tot ons zijn doorgedrongen en geen goede reportages. Aan de juiste apparatuur of vaklui is in Syrië heus geen gebrek. Volgens M hebben zowel de machthebbers als de demonstranten er belang bij te voorkomen dat er deugdelijk beeldmateriaal naar buiten gebracht wordt. Want niet alleen de regering gebruikt grof geweld, maar ook sommige demonstranten die over indrukwekkende bewapening beschikken, zegt M. In beide kampen wordt scherp opgelet of er bij demonstraties wordt gefotografeerd of gefilmd. Pottenkijkers zijn niet welkom.

Een van M’s studenten werd bij de eerder genoemde regeringsgezinde demonstratie in de kraag gegrepen en meegenomen naar een afgelegen kantoor van de geheime dienst. Toen hij zei een student van M te zijn en enkel foto’s te maken om zich te oefenen in het fotograferen, kon hij gaan. M is namelijk een bekende rebelse figuur met een groot buitenlands netwerk, en de geheime dienst had blijkbaar geen zin in gedoe. De student mocht weer vertrekken en zijn foto’s werden niet gewist. Sterker nog, hij kreeg 100 Syrische lira (zo’n 3 euro) mee om de terugreis naar de stad te betalen. M schaterde toen hij het hoorde, en zei dat de student het bankbiljet in moest lijsten: het zou wel eens een primeur kunnen zijn dat de geheime dienst een burger financiële compensatie opdrong na een ondervraging.

Ik vroeg M of hij mijn restje Syrisch kleingeld wilde ruilen voor een biljet van 100 lira om in te lijsten ter illustratie van dit stukje. M stemde in, maar stopte me bij het afscheid opeens nog een muntje toe met Hafez al-Assad erop, de voorganger en vader van de huidige president Bashar al-Assad. ‘Keep it,’ zei hij. ‘It will be gone someday.’