'Onze lichamen grijpen het gebrek aan conversatie aan om zich luidruchtig te manifesteren.' (Scroll naar beneden om de column te lezen.)
Column over een verblijf in een stiltehuis, gepubliceerd in online kunsttijdschrift LUCY van CBK Utrecht op 30 augustus 2011.
Stil eten
Ik ga naar een stiltehuis om vier dagen te zwijgen. Ik ben al weken zenuwachtig. Volgens een vriendin zal ik alleen maar aan seks denken, want een vriendin van haar werd tijdens een soortgelijk verblijf overvallen door lustgevoelens die de hele retraite bleven woeden.
Zelf ken ik ook twee voorbeelden van stiltezoekers die ten prooi vielen aan erotische fantasieën over mede-zwijgers. In het ene geval mondde dat uit in een wilde vrijpartij na afloop, in het andere in een huilbui uit teleurstelling toen de stilte werd verbroken met een banale openingszin.
Voorlopig stel ik mij een kluizenaarsverblijf voor, zonder anderen, dus over opspelende hormonen maak ik mij niet zulke zorgen. Ik zit op de heenreis vooral in de rats over de ontmoeting met de gastvrouw. Stel dat alles meteen woordloos moet, of met het absolute minimum aan woorden?
Ik voel mij een woordverslaafde die zich overlevert aan een harde kuur, want ik ben een absolute beginner als het aankomt op de omgang met stilte in gezelschap. Ongetwijfeld zal het niet hetzelfde zijn als domweg niet praten.
Ik probeer mezelf gerust te stellen. Ik ben normaal, en normale mensen praten elke dag. Ik ben dus al zo’n dertig jaar aan het woord, hoewel ik natuurlijk mijn best doe om ook nu en dan te luisteren. Het is niet raar dat het vooruitzicht van de stilte mij enige angst inboezemt.
Bij aankomst blijkt alles vreemd gewoon. Er is een rinkelende bel, de gastvrouw steekt haar hand uit, zegt haar naam. Na een rondleiding volgt de uitleg van de dagelijkse rituelen: behalve de permanente solo-stilte zijn er drie gezamenlijke stille maaltijden en twee gezamenlijke stiltemomenten van een half uur per dag. ’s Avonds desgewenst gelegenheid tot een gesprek. Ik ben de enige gast en zit naast gastvrouw A aan een reusachtige tafel, berekend op een stuk of twaalf zwijgers.
Als we gaan lunchen begint de stilte. Dat wil zeggen: de verbale stilte. Onze lichamen grijpen het gebrek aan conversatie aan om zich luidruchtig te manifesteren. Ik hoor mijn kaken malen en mijn slikspieren klokken, afgewisseld door incidenteel gedempt bulderen van de ingewanden.
Ik dacht dat ik een volleerde eter was, maar nu blijkt maar weer eens dat alles wat je met volle aandacht doet zijn vanzelfsprekendheid verliest. Wanneer is een hap eigenlijk voldoende vermalen om doorgeslikt te kunnen worden? Hoe groot moet een hap zijn? Van een grote hap fruit blijft na vermaling niets over, maar een hap compact, zelfgebakken brood neemt in de mond schrikbarend aan volume toe.
Zou het een belangrijke functie van de menselijke conversatie kunnen zijn om ons af te leiden van het rumoer van onze lichamen?
Ik ben mij zeer bewust van A links van mij, en houd haar ritme feilloos in de gaten. Wij gaan vrijwel gelijk op bij het eten van onze broodjes. Ik ben langzamer met kauwen, maar zij doet langer over de keuze van beleg.
Ik neem A’s handelingen waar vanuit mijn ooghoeken. Zo’n scheve blik is een krachtsinspanning die niet eindeloos valt vol te houden, dus af en toe ontsnappen de pupillen en maken een verkenningsvlucht.
Mijn ogen reizen dan bijvoorbeeld tot en met haar bord, waardoor ik kan zien wat er op haar brood zit en hoe ver zij daarmee is. Als ik een glijdende blik aanhoud die niet te lang blijft hangen durf ik tot halverwege de ellebogen en de oksels te kijken.Voorbij het bord voel ik een grens: daar begint het verboden terrein van het bovenlijf, en daarboven het gezicht waar het eten heen gaat en verdwijnt.
Pas als ik A met drie woorden thee aanbied durf ik eindelijk oogcontact te maken. Zou je pas naar iemand mogen kijken als je ook woorden uitwisselt? Misschien praten mensen voornamelijk om naar elkaar te mogen kijken.