Ned / Eng
RESTTIJD

''Ik heb heel veel resttijd nodig', zegt Anna. Resttijd: een mooi woord. De tijd na afloop van een gebeurtenis, waarin wat je beleefd hebt verteerd kan worden en ten volle door kan dringen.' 

Column gepubliceerd in online kunsttijdschrift LUCY van CBK Utrecht op 24 mei 2012. (Scroll naar beneden om de column te lezen.)


Room in Brooklyn
(1932) - Edward Hopper

Resttijd 

Ik reisde met mijn vriendin Anna naar het buitenland om onze vriendin Dorcas op te zoeken, die onlangs een baby heeft gekregen. Dorcas bleek in een penibele toestand te verkeren – ze is na de bevalling overvallen door een depressie. Ze wordt verteerd door schuldgevoelens, want ze heeft het idee dat ze geen goede moeder is. Toen ze haar dochter na de bevalling vasthield was het een vreemd wezen voor haar, waar ze zich geen raad mee wist. Ze voelde geen  intuïtief besef van wat de baby nodig had. ‘Ik ben bang voor haar,’ zei ze.

Dorcas probeert uit alle macht een goede moeder te zijn, maar ze is ervan overtuigd dat haar inspanningen om de baby goed te verzorgen onvoldoende zijn. Uit de radeloosheid die haar daardoor vervult is een schoonmaakmanie voortgekomen. Ze poetst en ruimt op als een razende. Haar bestaan is een onafgebroken strijd met de chaos geworden, waarbij ze steeds onderbroken wordt door de baby, die om de haverklap verschoond, gevoed, in slaap gesust of gezelschap gehouden moet worden. Dorcas heeft het idee dat haar leven is afgelopen, het is niet meer van haar. Zij is niet langer de protagonist van haar bestaan.

Ik praat met Anna en Dorcas over de behoefte aan onbestemde tijd, momenten zonder agenda. ‘Ik heb heel veel resttijd nodig’, zegt Anna. Resttijd: een mooi woord. De tijd na afloop van een gebeurtenis, waarin wat je beleefd hebt verteerd kan worden en ten volle door kan dringen. Bij voorkeur door te brengen in je eentje, zodat je je niet hoeft te verhouden tot anderen en je eigen gedachtengemurmel verstaanbaar wordt. Marjoleine de Vos schrijft in Het is zo vandaag als altijd (2011): ‘Iedereen maakt dingen mee, maar als je niet ook af en toe een boek leest, een wandeling maakt, of uit het raam staart, is het net of het meegemaakte geen gelegenheid krijgt om in je hoofd tot iets te worden, een ervaring in plaats van een gebeurtenis.’ 

Als ik aan Dorcas denk –kersverse, onthande, uitgeputte moeder– vraag ik me af of je ook een vorm van resttijd kan scheppen als je de tijd niet meer tot je beschikking hebt zoals voorheen. Lezen, wandelen, uit het raam staren; kan dat nog, als de nieuwe hoofdpersoon in je leven een constante beschikbaarheid eist?

Als psychische hypochonder, die denkt dat andermans negatieve gevoelens ook mij vroeg of laat zullen overvallen, neemt Dorcas’ malaise mij niet alleen om haarzelf in beslag, maar ook uit eigenbelang. Lezend in resttijd, terugvliegend naar huis, vind ik geruststelling in Het is zo vandaag als altijd, waarin Marjoleine de Vos een zin van Cesare Pavese aanhaalt: ‘We weten dat de zekerste –en snelste- manier om verrast te worden het onverstoorbaar gadeslaan van steeds weer hetzelfde is.’

Ik weet niet precies waarom, maar dit citaat lucht me enorm op. Misschien omdat het idee dat de vaart en opwinding uit je leven verdwijnen als je een baby krijgt erdoor gerelativeerd wordt; de angst dat vanaf dat moment je indrukken beperkt zullen zijn en je handelingen zich eindeloos zullen herhalen. Zeker, je leven neemt een beslissende wending als je een kind krijgt, er valt je op dat moment een bepaald scenario toe. Maar dankzij De Vos’ citaat van Pavese worden er weer mogelijkheden tot overpeinzingen en verrassingen voorstelbaar. Je vrijheid ligt niet in je fysieke bewegingsvrijheid – die ligt in je blik en je denken. Wie weet wat er allemaal te zien is als je eindeloos naar je baby kijkt, niet om te speuren naar tekenen van dorst, slaap, ongemak, maar om je te verwonderen. Zou een leven niet aan meerdere hoofdpersonen ruimte kunnen bieden?