Ned / Eng
NEURIËND BETON

Artikel over de Waterwerken van beeldhouwer Ruud Kuijer, gepubliceerd in online kunsttijdschrift LUCY van CBK Utrecht op 1 juni 2010. (Scroll naar beneden om artikel te lezen.)


Foto: Rob Versluys

Neuriënd beton

Op een bedrijventerrein aan de rand van Utrecht staat temidden van loodsen en fabrieken een rij beelden aan het Amsterdam-Rijnkanaal: de Waterwerken van beeldhouwer Ruud Kuijer (Schalkwijk, 1959). Het zesde en jongste beeld werd op maandag 30 mei geplaatst: Waterwerk VI, Weerslag. Het eerste Waterwerk verscheen in 2002; de verrijzenis van het laatste en zevende beeld staat gepland voor 2013. Mede dankzij hun lichte kleur hebben ze iets bescheidens, maar het zijn joekels. Waterwerk III, Chardonnay (2004-2005) is 10 meter hoog; Waterwerk IV, Overstag (2006-2007) is 14 meter lang. Temidden van het onafgebroken passeren van schepen, treinen en vrachtwagens is een vreemde promenade langs het kanaal ontstaan, een ode aan de bouwlust.

De Waterwerken zijn gemaakt van beton. Geen doorsnee materiaal in de beeldhouwkunst. De Romeinen gebruikten het al bij de aanleg van bruggen en viaducten, en het is minstens zo duurzaam als marmer en brons. Misschien is het te goedkoop en alom infrastructureel aanwezig om artistieke status te verwerven. Maar Kuijer vond het een interessant materiaal en gebruikt het nu al vijfentwintig jaar voor zijn beelden. In de loop der tijd heeft hij een team verzameld van vaklui die hem met raad en daad terzijde staan – timmerlieden, betonijzervlechters, een lasser, een betontechnoloog, een constructeur, een hijsspecialist. Er is zelfs speciaal voor zijn werk een yoghurtachtig betonmengsel bedacht, een variatie op het al bestaande flowcrete, dat bijzonder goed van de ene gietvorm naar de andere kan doorvloeien. Het bleek een uitvinding die ook in de bouw goed van pas kwam bij moeilijke situaties.

De Waterwerken zijn de afgelopen 10 jaar gestaag vanuit het atelier van Ruud Kuijer, dat zich op hetzelfde bedrijventerrein bevindt, langs het kanaal naar de Zuilensebrug opgetrokken. Van meet af aan was het de bedoeling een serie beelden te maken die zou verwijzen naar water, transport en industrie, en die stand zou weten te houden in het even weidse als stoere industriële territorium. Verder was de richting van het parcours duidelijk: van het atelier naar de brug. Maar het aantal beelden, hun afmetingen en de manier waarop ze zich onderling zouden onderscheiden stond bij aanvang nog te bezien, dat was juist het avontuur.

Inmiddels heeft Kuijer naar eigen zeggen ‘de schaal te pakken’, en is duidelijk dat de verzameling zeven beelden zal tellen. Alle zeven anders, maar verbonden door het karakter van hun constructies. Ze bestaan uit abstracte vormen die onder meer zijn ontleend aan ‘vormen die water binnen- of buitensluiten’, zoals een roeiboot en een kinderbadje, en aan de biotoop van de beelden, het industrieterrein. Maar al echoën er her en der een schoorsteen, een surfplank of een gekromd stuk golfplaat, zulke herkenbare elementen zijn in de minderheid. De werken zijn geen rebussen. Wel ademt hun vormtaal de handigheid en de logica van constructie- en verpakkingsmateriaal en gebruiksvoorwerpen.

Onmiskenbaar heerst het plezier van het puzzelen en stapelen, de lust van het bouwen. Daarmee heeft het werk iets jongensachtigs. Het toeval is welkom, want Kuijer is geen conceptuele dogmaticus. Hij laat zich graag door vondsten tijdens het maken verrassen, en blijft tot en met na het plaatsen van een beeld kijken en zoeken naar verhoudingen - wat tot gevolg kan hebben dat een compleet Waterwerk bij nader inzien verplaatst moet worden.

Kuijer heeft een haast liefkozend oog voor de dynamiek die verstopt zit in ogenschijnlijk statische verhoudingen, zowel tussen de onderdelen van zijn beelden onderling als die tussen de beelden en hun omgeving. Het is alsof zich uit die omgeving ingrediënten hebben losgezongen om zich over te geven aan een ontspannen samenscholing onder elkaar.

Ter gelegenheid van de plaatsing van Waterwerk VI hield Rudi Fuchs een toespraak, waarin hij het had over de ‘intimiteit van de verbindingen’ van de beelden van Kuijer. Dat is goed gezegd. De manier waarop de onderdelen van de Waterwerken onderling contact maken is minstens zo belangrijk als het resultaat van hun constructie. In eerste instantie valt dat niet zo op, omdat alle onderdelen uit hetzelfde beton gegoten zijn. Maar bij nadere beschouwing merk je dat Kuijers onderdelen het benijdenswaardig goed met elkaar kunnen vinden. Het is niet eenvoudig om de aard van relaties tussen abstracte vormen in woorden te vatten. Waarom komen die vormen zo kameraadschappelijk over?  Ik durf te wedden dat menigeen die gaat kijken het ook zal merken: de vormen van Kuijer hebben het naar hun zin samen. Ze zitten elkaar niet in de weg, lopen niet aan elkaar te duwen en te trekken. Geen gewring en geklem. Ze steunen elkaar, hangen tegen elkaar aan, leunen en liggen op elkaar. Hoe langer je kijkt, hoe goedgehumeurder de constructies lijken. De vormen mogen dan abstract en onbeweeglijk zijn, ze zijn wel degelijk aan het werk en brengen samen iets tot stand. Je hoort het beton haast neuriën.